Plattdeutsch-Hochdeutsches Wörterbuch für Ostfriesland

Das Online-Wörterbuch für ostfriesisches Plattdeutsch

... und hier geht's zum Plattdüütskbüro

Hochdeutsch

Plattdeutsch

direkte Treffer

Substantive

die Borte

de Boorde, Pl.: de Boorden

weitere Treffer anzeigen

weitere Treffer

Substantive

das Bord (Bücherbord, Wandbord)

dat Boord, Pl.: de Boorden

das Regal

dat Boord, Pl.: de Boorden

das Wandbrett

dat Boord, Pl.: de Boorden

die Leiste (Randeinfassung)

de o. dat Boord, Pl.: de Boorden

der Rand (Einfassung)

de o. dat Boord, Pl.: de Boorden

die Heftzwecke

de Boordentengel, Pl.: de Boordentengels

Verben

einfassen (v. Kleidungsstücken)

umboorden

Infinitiv, Imperativ	Person	Präsens	Präteritum	Partizip II
aarden (arten; gedeihen), aard / aardt	ik	aard	aardde	aardt
	du	aardst	aarddest
	he/se/dat	aardt	aardde/aard
	wi/ji/Se/se	aarden/aardt	aardden

säumen (einfassen)

umboorden

umsäumen (mit e. Saum versehen)

umboorden

säumen (einfassen)

boorden

Adjektive und Adverbien

randvoll

boordevull

proppenvoll

boordevull

überfüllt

boordevull

sehr voll (überfüllt)

boordevull

zum Seitenanfang